
Hindernis(je)
Het was best mooi weer, zo’n 15 jaar geleden, grofweg. Maar dat was het vrijwel altijd toen, in mijn herinnering. Het moest wel volledig hondenweer zijn, wilde ik het Kralingse Bos een dag overslaan. We zijn natuurlijk niet van suiker. Ik zadel dus mijn paard en hobbel het ruiterpad over, het bos in.
Dat Kralingse Bos bestaat feitelijk – voor de ruiters onder ons – uit twee delen. En in dat eerste deel (het eerste bos) staat een aantal vaste hindernissen. Leuke huppeltjes, zeg maar. En die sprong ik graag. Dat paard van mij ook. Weigerde in feite nooit. En als paardlief dat bij hoge uitzondering wel deed, lag dat volledig aan mij. Dat waren dus de momenten waarop ik de hindernis wel keurig nam, maar mijn paard niet. Dikke salto’s over de paardenhals en zo.Met de meeste zelfverzekerdheid galoppeer ik op de eerste hindernis af. Soepel. Mooi. Niets aan de hand. Zoals altijd. En zo ook de tweede, derde, vierde, maar zo niet de vijfde. Een knetterharde weigering. Ineens ook. Heel gek, want die werd nooit geweigerd. Niet dat ik me kon herinneren in elk geval. Dikke hoog gestapelde boomstammen, dat wel, maar dat was nooit eerder een reden geweest om in de ankers te duiken.
Nog een keer dan. Ik tel de galopsprongen nog. Klopt als een bus. Weigering twee. Nog harder. Ja dag, dat kan niet. Nadat ik mezelf terug in het zadel had geduwd besluit ik achter de hindernis te gaan kijken. Had ik misschien meteen moeten doen, maar als je er bijkans dagelijks overheen dendert neem je de betrouwbaarheid van de hindernis voor kennisgeving aan. Dom. Heel dom.
Ik zie de oren van mijn paard spitsen en hoor dat er hard lucht uit de neus geblazen wordt. En snot. Veel snot. Maar dat terzijde. Dan zie ik pas wat de briesende schimmel al veel eerder zag.
“Bent u volledig van God los of zo?! Wie gaat er nu achter een hindernis liggen? Enig idee hoe gevaarlijk dat is? En niet alleen voor uzelf, vooral ook voor ons. Gekkenhuis!”
– “ik lig hier om meisjes zoals jij tegen te komen. Lekker op je paard. Glijden over je zadel. Lange blonde staart (die had ik toen nog).”
“Zeg meneer. Ik val doorgaans niet op masturberende middelbare mannen achter modderige hindernissen. Heel gek.”
Ondertussen staat dat paard van mij tamelijk ongeduldig te worden en maakt van die nerveuze ‘laten we nu maar verder galopperen huppeltjes’. En daar was ik het eigenlijk wel mee eens. Ik laat de teugels wat vieren en scheur weg, hem met een ‘tsss, wat een idioot’ achter latend.
Op dat moment kiest-ie ervoor om mij nog even na te roepen. Of ik zijn *kuch* niet even wilde vasthouden. Want dat leek hem zo lekker en ik zou niet weten wat ik miste. Ha! Ik draai om en kom zo hard als mogelijk op hem af galopperen. En dat is best hard, kan ik gerust zeggen. Hij krabbelt enigszins geschrokken op en gaat met zijn rug tegen de boomstammen staan. Nog immer onanerend. Dat wel. Ik stop vlak voor hem.
– “Kijk dan hoe groot-ie is! Lekker, lekker.”
“Meneer, met alle respect hoor. Of eigenlijk helemaal niet. Maar ik ben geenszins van uw formaat onder de indruk. Ik ben wel wat gewend, meneer. Ik zit op een páárd! U valt wat mij betreft in de Pinkeltjes-categorie (castrating mode on). Tabee.”
Overigens is dat paard gewoon een merrie. Maar ook dat geheel terzijde…
Tussen het " hebben van" en het "zijn van" zit wel vaker een wereld van verschil…. #paardenlul